De Kerstman zat op de rand van zijn arrenslee en stak een sigaret op. Over een half uurtje zouden de rendieren weer terugkomen van hun pauze en dan moesten ze de arrenslee inpakken en weer gaan. Maar hij had eigenlijk helemaal geen zin. Hij was moe. Zó moe. Hij zag er elk jaar weer tegenop om zich in dat pak te hijsen en met die slee rond te rijden. En de laatste jaren werd het alleen maar erger. Hij deed het ook al zo lang en het werd gewoon steeds minder leuk. Ieder jaar was het een paar weken keihard buffelen en dan de rest van het jaar had hij niks te doen. Ja, een beetje onderhoud plegen aan de arrenslee en wachten totdat het weer december werd. Er was ook echt geen zak te doen daar op die Noordpool.
Maar wat de Kerstman erger vond, de mensen waren tegenwoordig zo snel ontevreden. Vroeger kon je ze nog met heel weinig blij maken. Nu was het al snel te weinig of niet goed genoeg. Bovendien hadden de mensen alles al. Daar kwam nog bij dat die Sinterklaas altijd een paar weken vóór hem overal langsging met cadeau’s. Wat haatte hij die arrogante gast. Het enige coole aan de Sint was dat paard. Die was echt tof. Hij had er weleens een biertje mee gedronken, echt lachen was dat met die knol. Ja dat paard was wel ok maar de rest… Zo’n jurk: echt, WAAROM? Echt superonhandig op een paard. En WTF is up met die aanstellerige staf? Ok, die Sint is al best oud, een jaartje of 500 of zo, maar hé, als je op een paard kan klimmen (in een jurk nog wel) en over daken kan rijden, dan kan je ook heus wel zonder staf lopen. Nee, de Sint en hij, dat klikte niet echt. Op het Hoofdkantoor hadden ze een paar jaar geleden nog heel voorzichtig een samenwerking voorgesteld. Maar noway, dat hij met die gast iets samen ging doen. Hij keek wel uit. Voor je het wist liep je zelf in zo’n achterlijke jurk. Maar dat was gelukkig niet doorgegaan.
Maar de Kerstman zou best eens wat anders willen. Als hij nou eens de cadeau’s kon rondbrengen in een warmere tijd van het jaar, dat zou al veel schelen. Maar dat was onbespreekbaar met het Hoofdkantoor. ‘Kerstmis is nou eenmaal in de winter, en je standplaats blijft gewoon de Noordpool’. Dat waren de kaders. Daarbinnen was wel ruimte voor vernieuwing. Sterker nog. Het Hoofdkantoor vond dat hij proactiever en innovatiever moest worden. Hij moest maar eens een voorbeeld nemen aan Sinterklaas. ‘Kijk eens hoe de zware pieten veranderen in gekleurde pieten.’ Ja hoor, alsof de Sint dat zelf bedacht had. Hij moest wel, hij had gewoon weinig keus.
Nee, het viel niet mee Kerstman te zijn in deze tijden. Altijd die verwende rotkinderen die op zijn schoot moesten zitten. Het leek wel of ze ieder jaar vervelender werden. Ging er maar eens een lekker wijf op zijn schoot zitten. Maar dat gebeurde helaas maar zelden. Of hij moest het zelf aan zo’n vrouw vragen. Dat had hij één keer gedaan. Maar dat werd niet echt gewaardeerd. Het was in ieder geval wel lekker proactief. Maar dat was vast niet wat ze daarmee bedoelden op het Hoofdkantoor.
Eén keer was hij echt zijn geduld verloren en had hij een jongetje een flinke draai om zijn oren gegeven. Toegegeven, dat was niet echt slim van hem. Maar dat rotjoch bleef maar aan zijn baard trekken. Ja, dan vráág je erom. Na dat incident had het Hoofdkantoor de Kerstman naar een cursus Anger Management gestuurd. Hij geloofde niet dat het veel geholpen had. Maar op het Hoofdkantoor waren ze tevreden, en hij was gelukkig niet ontslagen. Maar zo’n cursus was niks voor hem. Ze wilden alsmaar dat hij in contact kwam met zijn Innerlijke Zelf. Nou zijn Innerlijke Zelf had helemaal geen zin in contact te komen met wie of wat dan ook. Nee, dat Innerlijke Zelf kon je maar beter met rust laten. Dat was beter voor iedereen.
Maar vooruit, hij was ook de beroerdste niet. Hij kon best wel innovatief zijn. Zo had hij een keer voorgesteld geen rendieren maar ezels te gebruiken. Hij had ook sledehonden kunnen voorstellen, maar dat vond hij wel erg voor de hand liggen. Ezels dus. Hij had namelijk gehoord dat dat hele coole beesten waren. Misschien een beetje koppig, maar ze zeurden tenminste niet zo als die rendieren. Best wel innovatief al zei hij het zelf. Maar nee, dat vonden ze op het Hoofdkantoor geen goed idee. Het was toch meer van hetzelfde volgens hun.
Dus zat de Kerstman nog steeds met die rendieren opgescheept. Echt prima beesten hoor, harde werkers enzo, maar o, wat een gezeik had je daarvan. Ieder jaar weer dezelfde ruzies over wie, wanneer, hoe lang, voorop mag lopen. En altijd zeiken over het eten. Godallemachtig, het was gewoon niet te doen. Er was altijd wel wat.
O jee, daar kwam het eerste rendier alweer aanrennen: ‘Hee ouwe, het is toch mijn beurt om voorop te lopen? Ze willen dat ik wéér achter loop! Dat is toch niet eerlijk?’ Snel maakte de Kerstman zijn sigaret uit. O god, daar gaan we weer. Goed, veel keus had hij nu niet, hij moest er maar het beste van zien te maken. Maar hij nam zich voor dat dit de laatste kerst was als Kerstman. Daarna zou hij bij het Hoofdkantoor langsgaan en zijn ontslag indienen! Wat? Waar kwam die gedachte ineens vandaan? Hij schrok er zelf van. Maar het was ook best een fijne gedachte. Hij kreeg er zelfs een warm en tintelend gevoel van in zijn onderbuik. Of was dat de burrito van eerder die dag? Dat kon ook. In ieder geval voelde hij zich nu een stuk beter. Hij zette zijn muts op, knoopte zijn jas dicht en liep het rendier tegemoet.
‘Is Rudolph weer bezig?’
Leave A Reply