Ik hoor een kloppend geluid. Het lijkt wel of er iemand op de verwarming tikt. Ineens besef ik dat het mijn moeder is die boven op bed ligt.
Het is november 2010. Mijn moeder is stervende. Volgens de artsen heeft ze nog hooguit een week te leven. Mijn zus en ik zijn bij mijn vader om samen met hem mijn moeder te verzorgen.
Ik stuif naar boven. Daar zie ik een klein mensje zitten, rechtop in bed. Haar haren in de war, paniek in de ogen.
‘Waar is ons pa?’
‘Die is even boodschappen doen, hij komt zo terug.’
Half gerustgesteld zakt ze in de kussens terug. Ik ga naast haar op het bed zitten. Mijn hand leg ik op haar hoofd en ik streel zachtjes over haar dunne grijze haar. Het voelt ongemakkelijk. Wij hadden nooit veel fysiek contact. Ik voel dat zij het ook ongemakkelijk vindt. Maar ik weet niet wat anders te doen. Ik wil contact. Ik wil een diepgaand laatste gesprek met mijn moeder. Zoals mensen hebben op sterfbedden. Over het leven, over de dood, over ons. Ik wil zeggen dat ik heel erg van haar houd. Dat ik heel erg verdrietig ben dat ze dood gaat. Maar die woorden aarzelen. Die woorden zijn hier nog nooit geweest. Ze weten de weg niet en voelen zich misplaatst. Even later zijn ze weer verdwenen. Ik aai nog maar een keer over haar haar. ‘Pa komt zo terug. Ga maar weer lekker slapen.’
’s Middag is er familiebezoek. Er is koffie, er is thee, er is wijn. Er wordt gelachen. Hier en daar vloeit een traan. Mijn oom zit aan haar bed en merkt in zijn wanhoop op dat het allemaal toch wel k.u.t. met peren is. ‘Laat die peren maar weg,’ klinkt het typerende antwoord vanonder het dekbed.
Na het bezoek zit ik bij haar. Ik kijk naar haar slapende gezicht, dat er alles behalve vredig uitziet. Ik zet de CD op die ik inmiddels uit mijn hoofd ken. ‘Deep Peace’ klinkt. Dat gun ik haar. Mijn lieve moeder die het leven soms moeilijk vond, maar dat aan zo min mogelijk mensen liet merken. Mijn lieve moeder die zich met haar vrolijk-cynisme staande probeert te houden.
’s Nachts als ik in bed lig hoor ik dat mijn vader mijn moeder naar de wc brengt. Ik zie voor me hoe haar arm over zijn schouder hangt. De arm van mijn vader achter haar langs om haar te ondersteunen. Langzaam bewegen ze richting wc. En zachtjes hoor ik mijn moeder zingen: ‘De pa-ha-haden op, de la-ha-hanen in’. Ik glimlach en ik moet huilen.
Verschenen in de Padma Nieuwsbrief juli 2016
Leave A Reply