‘Living next door to Alice’. Hoe vaak had hij dat liedje nu al gehoord sinds hij regelmatig naar dit café ging? Driehonderdvierenzestig keer om precies te zijn. Twee cd’s hadden ze hier. Eentje met de hits van de jaren 70. En een verzamel cd van Boney M. Na Smokey kwam Mud en daarna Queen. Als hij nou snel zijn biertje opdronk zou hij niet naar die Boney M cd hoeven luisteren. Maar hij moest nog een biertje drinken want hij had er nu drie op. Meestal dronk hij er vier. Of zes. En heel soms als hij echt in een depressieve bui was acht.
Op zijn tafeltje lagen drie viltjes. Hij voelde al hoe hij sneller ging ademen en zijn hart sneller ging kloppen. Hij probeerde de viltjes zo lang mogelijk te negeren maar uiteindelijk legde hij zo onopvallend mogelijk het derde viltje op het tafeltje ernaast. Daar lag er maar één, nu dus twee. Langzaam voelde hij zich rustiger worden.
Hij had trouwens ook een beetje honger. Misschien kon hij om een bakje pinda’s vragen. Want hij had niks gegeten die ochtend. Normaal at hij iedere ochtend twee sinaasappels. Maar tot zijn schrik zag hij dat één van de twee sinaasappels die nog in de fruitschaal lag, helemaal verrot en beschimmeld was. Nu moest hij er één eten. Dat was teveel gevraagd. Hij had geprobeerd om de sinaasappel door midden te snijden en de twee helften op de fruitschaal te leggen, om ze vervolgens helft voor helft op te eten. Dan waren het er toch min of meer twee. Maar zo gemakkelijk ging het niet. Hij bleef maar naar de twee helften staren, die hij als één sinaasappel bleef zien. Toen is hij maar direct naar het café gegaan.
Pete, John, Ron en Ralf zaten er al. Allemaal aan een biertje, in hun eigen wereldje. Samen wisselden ze weleens wat woorden maar meestal staarden ze een beetje in hun glas. Ho, daar was Queen al. Snel dronk hij zijn glas leeg. Hij wilde net naar de bar toelopen om zijn vierde biertje te bestellen toen een vrouw het café binnenkwam. Een keurige vrouw, van een jaar of zestig, met een nette rok en bloes en zelfs een parelketting. Heel gedecideerd liep ze naar de bar, legde een biljet van 50 euro op de toonbank en zei: “Seven minutes for a fuck. Not a minute longer.”
Wat? Hoorde hij dat goed? Zei ze nou ‘fuck’? Of was het ‘duck’? Maar zeven minuten voor een eend, dat sloeg nergens op. Ze had echt ‘fuck’ gezegd. Ook de andere mannen zag hij verbaasd naar elkaar kijken alsof zij niet konden geloven wat ze hoorden. De vrouw beende in één keer door naar de wand met kamersleutels. Het was duidelijk dat ze precies wist waar ze mee bezig was. Hij was een beetje bang voor de vrouw. Maar stiekem vond hij dat ook wel opwindend, zo’n vrouw die precies wist wat ze wilde.
Zou hij het durven, het biljet pakken en naar haar kamer gaan? De vrouw pakte een sleutel. ‘I’ll be in room six’. Kamer zes. Dat was in ieder geval gunstig. Misschien was dat wel een teken. Ja, dat moest wel. Hoe lang was het al geleden dat hij iets met een vrouw had gedaan? Misschien wel twintig jaar. Zou hij het nog wel kunnen? Nou ja, zoiets verleer je toch niet. Liever was het een lekker wijf, maar ja, je kon niet alles hebben in dit leven. Ja, dacht hij, ja ik ga dit doen! In een zeldzame bui van daadkracht maakte hij aanstalten om op te staan. Tegelijkertijd zag hij ook de andere mannen langzaam in beweging komen. Hij zou nog snel moeten zijn. Hij schoof zijn stoel naar achteren, strekte zijn benen en wilde naar de bar lopen.
Maar WACHT! Ze had gezegd zeven minuten. ZEVEN. Trillend ging hij weer zitten. Waarom nou geen acht of zes. ‘Geen minuut langer.’ Acht minuten was dus uitgesloten. Maar wat nou als het er zes waren? Zou dat wel mogen? Ze was wel heel streng. Maar misschien wilde ze wel een uitzondering voor hem maken. Natuurlijk zou hij dan een deel van het geld teruggeven. Snel probeerde hij uit te rekenen hoeveel één zevende van vijftig was. Zeven keer zeven is 49. Dus nog een euro gedeeld door zeven was… Shit, hij zag hoe Pete van zijn kruk opstond, snel het biljet weggriste en triomfantelijk naar de gang met kamers liep.
Te laat.
Hij was te laat. Zo ging het nou altijd in zijn leven. Nooit kon hij eens iets spontaans doen. Altijd moest hij maar wikken en wegen, denken en piekeren. Gek werd hij ervan. ‘The Rivers of Babylon’ klonk al. Weet je wat, dacht hij, ik ga nú naar huis. Zonder het vierde biertje te bestellen. Ja dát ging hij doen. En als hij thuis was ging hij alsnog die twee sinaasappelhelften opeten.
Hij betaalde zijn drie biertjes en liep naar buiten, de zon in. Een beetje rillerig, dat wel. Zijn hart klopte in zijn keel. Toch liep hij door. En terwijl hij met grote passen richting zijn huis beende, voelde hij hoe de zon zijn kale kruintje verwarmde.
Geschreven tijdens de Workshop Creatief Schrijven van Schrijven en Schrappen
Leave A Reply