Half wakker probeer ik te bedenken wat er aan de hand is. Er is iets. Ik moet iets doen. Maar wat.
Langzaam dringt het tot me door. Ik moet heel erg plassen. Ik moet nu naar de wc.
Ik lig met mijn dochter in een tent op een camping aan de kust van Bretagne. We hebben werkelijk het mooiste plekje van de hele camping. De camping ligt aan zee en is langgerekt. We staan helemaal aan het einde, vlak aan zee. Met een schitterend uitzicht over de Atlantische Oceaan.
Helaas heeft dit mooie plekje één nadeel. Het is een heel eind lopen naar de wc’s. Een heel eind. Over een lang veld. Een lang, lang veld. Met veel tenten en caravans. Aan beide kanten. En dat betekent iedere morgen het ondergaan van het goedemorgen/bonjour-ritueel. Met uiteraard de bijbehorende dilemma’s, zoals: als je langs al die tenten loopt, zeg je dan goedemorgen tegen iedereen, of pik je willekeurig wat mensen uit? En dan op de terugweg, zeg je dan weer goedemorgen, of hoeft dat dan niet meer? Of alleen tegen de degenen die je op de heenweg hebt gemist?
Ik moet echt vreselijk plassen nu. Dus daar ga ik. Joggingbroek aan, sweater aan, slippers aan. En o ja, vergeet de wc-rol niet. Ik stop ‘m in mijn broekzak, maar het is een nog nauwelijks gebruikte rol, dus dat levert een grote bobbel op. Geen gezicht. Ik besluit hem dan toch maar in mijn hand te houden.
Ok, let’s go.
Ik loop over het veld. Het is al negen uur geweest, dus de meeste mensen zijn al wakker en zitten aan het ontbijt. Zal ik gewoon doorlopen en doen alsof mijn neus bloedt? Dat is een aantrekkelijke optie. Sommige mensen zijn daar natuurtalenten in. Ze lopen gewoon stoïcijns door alsof er niks aan de hand is, op zo’n manier dat je – als degene die bij de tent of caravan zit – geen moment het idee krijgt: wat is die persoon een asociale hufter. Het ziet er allemaal heel normaal en vanzelfsprekend uit. Maar op de een of andere manier lukt mij dat niet. Als ík dit zou doen zou ik eruit zien als iemand die net een pakje kauwgom bij de drogist heeft gejat. Kortom, geen optie. En ik ben een beleefd persoon. Netjes goedemorgen zeggen, dat wil ik.
Ik loop richting de eerste tenten. Ah, aan de linkerkant het oudere Nederlandse echtpaar. Die zeggen altijd wat. Of je nou wil of niet. Altijd vriendelijk. Fijn om daarmee te beginnen en er een beetje in te komen. Ongeveer een meter voor de tent een blik hun kant op. Oogcontact. ‘Goedemorgen’, met daarbij een glimlach, die niet eens heel gemaakt voelt. Ik vind ze namelijk oprecht aardig. Twee hartelijke goedemorgens terug.
One down. Een heleboel to go.
Ondertussen heb ik aan de rechterkant een Frans gezin gepasseerd, ongegroet. Aangezien het fysiek haast onmogelijk is om al lopende beide gezinnen, zowel links als rechts, te groeten (hoewel dat, toegegeven, ook van de loopsnelheid afhangt), zullen zij dat ook vast begrijpen en hoef ik mij hier verder niet schuldig over te voelen.
Ik nader het volgende gezin aan de linkerkant. Of eigenlijk gezinnen, allemaal Nederlands. Het zijn drie tenten op een rij die bij elkaar horen. Dat wil zeggen, het zijn gezinnen (met heel veel kleine kinderen) die veel bij elkaar zitten. Of ze elkaar al van te voren kenden of ter plekke het contact hebben gesmeed, dat weet ik eerlijk gezegd niet. Maar wat doet het ertoe. Ze zitten nu alweer bij elkaar, wat het groeten er niet makkelijker op zal maken. Heeft waarschijnlijk iets te maken met hoe groter de groep, hoe meer buitengesloten je voelt.
Maar maakt niet uit. Ik ga ervoor. Ze zitten allemaal bij de laatste van de drie tenten, dus de eerste twee kan ik overslaan. Dat geef me de tijd de rechterkant mee te nemen. Een caravan, niemand te bekennen. Ook bij de tent iets verderop ziet het er leeg uit. Ik voel m’n schouders ontspannen. Ha, lekker even een flink aantal meters om groetloos en onbezorgd door te kunnen lopen. Dan ben ik bijna bij de tent met de drie gezinnen. Hippe mensen, met baarden en dikke brillen (de mannen) en lang haar en knappe gezichten (de vrouwen). Superschattige kinderen ook.
Nu komt het erop aan. Met welke van deze mensen maak ik oogcontact? Kies ik er één uit en blijf ik die aankijken totdat die terugkijkt? Da’s misschien een beetje weird. Of scan ik snel langs alle gezichten, heen en weer terug, totdat er iemand is die terugkijkt? Ik kies voor de laatste optie. Mijn blik glijdt, vrij natuurlijk al zeg ik het zelf, over de groep. Ze zijn druk in gesprek. Ik ben nu halverwege de tent. M’n blik glijdt weer terug. Dan, bingo! De man met het grijze haar en het grijze baardje kijkt me aan. Nu moet ik snel zijn. ‘Mogge’ zeg ik (goedemorgen zou te lang zijn in deze situatie). Ik doe er ook meteen een knikje bij. Hij glimlacht vriendelijk maar zonder iets te zeggen. Was mijn ‘mogge’ niet duidelijk genoeg? Zit mijn haar raar? Of is het misschien gewoon een glimlacher in plaats van een goedemorgen-zegger?
Geen tijd om daar verder over na te denken, de volgende tenten dienen zich al aan. Ik passeer links en rechts een aantal Nederlandse gezinnen, een paar Franse en ook nog een Brits gezin. De goedemorgens en bonjours gaan vrij soepeltjes over en weer. Ik word hier nog eens goed in denk ik tevreden bij mezelf. Helaas zat er ook een duidelijke negeerder tussen. Een Nederlands, jong stel. Er was oogcontact met de vrouwelijke helft, een duidelijk gearticuleerd goedemorgen van mijn kant, en dan: een afgewende blik van haar kant. Niet per ongeluk, nee het was een duidelijk en ferm statement: jou groet ik niet. Van dit soort situaties raak ik altijd een beetje van slag.
Maar godzijdank, bereik ik dan eindelijk de wc’s. Uitgeput van zoveel sociale interactie, al zo vroeg op de dag, zijg ik op de wc-pot neer. Uiteraard niet voordat ik deze zorgvuldig bekleed heb met meerdere toiletpapiertjes.
Na het plassen loop ik over het veld terug, doelgericht maar nonchalant (wat nog een moeilijke combinatie is). Het groeten is gedaan, de wc-rol is nauwelijks kleiner (geen reden voor gegeneerde blikken), ik kan me ontspannen. Hoewel, bij één van de tenten waar op de heenweg niemand te zien was, zie ik nu de vader van het gezin de tafel dekken. Wat nu? Deze toch maar even erbij doen? De vader is echter zo druk bezig dat hij mij niet opmerkt. Prima zo. Hoewel, dit wordt misschien nog wel een probleem later op de dag, want wat dan te doen met die ongegroete gevallen?
Bezweet kom ik bij onze tent aan. Even later zie ik mijn dochter aan komen lopen.
‘Waar kom jij vandaan?’ vraag ik.
‘Ik was naar de wc.’
‘Wat gek, ik ben je helemaal niet tegengekomen.’
‘O, ja dat klopt’, antwoordt ze, ‘ik ben even omgelopen. Hoefde ik tenminste niet over dat veld. Langs al die tenten enzo. Wat zie jij er trouwens bezweet uit!’
Verschenen in de Padma Nieuwsbrief augustus 2016
2 Comments
Mooi weer Karin, dank je wel ?
Graag gedaan Zweitze 🙂