Sinds een jaar woon ik alleen. Nou ja, niet echt natuurlijk, mijn dochter woont bij me, maar wat ik bedoel is: ik woon Alleen Zonder Man In Huis. En dat betekent dat ik al die dingen die de Voormalig Man In Huis deed in de afgelopen 27 jaar, nu zelf moet doen. Denk aan klusjes als de afvoer ontstoppen, deurtjes afhangen, de heg snoeien, een lamp ophangen en de olie van de auto bijvullen. Dat laatste is overigens best een makkie als je eenmaal weet hoe de motorkap open moet.
En ik weet wat jij nu denkt: ‘wat ontzettend ouderwets verdeeld zeg, en jij deed zeker de was en de boodschappen?’ Eh ja, inderdaad. Maar dat komt, die Man In Huis was heel handig en technisch. Dus ja, je zou wel gek zijn als je zelf twee uur gaat lopen modderen terwijl die ander het in tien minuutjes fikst. Of niet dan?
Maar wat blijkt, de meeste klusjes zijn leuk om te doen. Zeker als het lukt (Google is mijn beste vriend). Eén van mijn favoriete klusjes van al die klussen die voorheen gedaan werden door de Man In Huis is: Naar De Milieustraat Rijden. En het liefst zou ik dan grof vuil wegbrengen. Die woorden alleen al. Niet alleen VUIL dat je gaat wegbrengen, maar ook nog GROF. GROF VUIL. Oh man.
Maar ja, ik heb nooit grof vuil, het zou niet eens in mijn auto passen, dus mijn ritjes naar de milieustraat beperken zich vooral tot het wegbrengen van oud papier en lege flessen. En dat lijkt simpel maar hé, maar je moet echt wel weten wat je doet want je mag niet zomaar alles in de eerste de beste container smijten. Nee, voor alles is een aparte container, mocht je dat nog niet weten. Je hebt containers voor bijvoorbeeld papier en karton, hout, metaal, gips en ‘restafval brandbaar’ en ‘restafval niet brandbaar’.
Vooral die laatste vind ik een moeilijke categorie. Hoe weet ik of iets wel of niet brandbaar is? Moet ik het dan eerst thuis in de fik steken om te checken of het brandt, alvorens het naar de milieustraat te brengen? Ik ben weleens met spullen die ik wilde weggooien na een schuuropruiming naar de milieustraat gereden en na het zien van dat bordje er weer mee naar huis gereden, omdat ik als de dood was dat ik iets in de verkeerde container zou gooien. Brandbaar of niet brandbaar? Geen idee. Vervolgens heb ik het thuis in de grijze container geflikkerd. Dan zoeken ze op de vuilstortplaats maar uit of iets brandbaar is of niet. Moet je niet aan mij vragen dit soort dingen.
Goed, vooral oud papier en glaswerk dus, dat ik wegbreng, niet heel spannend. Maar laatst had ik iets wat voor mijn gevoel nog het meest bij grof vuil in de buurt kwam.
Snoeiafval.
Na een dagje in de tuin werken had ik tien vuilniszakken vol met snoeiafval. Het liefst had ik dat natuurlijk met een aanhangwagen afgevoerd, zoals je met snoeiafval hoort te doen. Maar een aanhangwagen heb ik niet, dus ik moest het doen met die sneue zakken.
Die zakken stonden eerst een paar weken in mijn tuin want als Vrouw Alleen Zonder Man In Huis had ik nog wel meer dingen te doen en bovendien, hoe zou ik ooit die zakken in mijn auto krijgen. Maar toen kwam toch de dag dat ik mezelf toesprak: ‘hup niet zeuren Vrouw Alleen Zonder Man In Huis, gooi die achterbank plat, knal die zakken erin en karren’. Geschrokken van zoveel daadkracht ineens deed ik braaf wat ik mezelf had opgedragen.
En terwijl ik zo bezig was met die zakken in mijn auto te zetten hoopte ik stiekem dat de buren mij bezig zouden zien en dan zouden denken (denk polygoonjournaalstem erbij): ‘Nou zij is dan wel alleen, maar kijk eensch hoe handig zij die zakken met snoeiafval in haer auto zet. Die Vrouw Alleen Zonder Man In Huisch! Welk een daedkracht spreidt zij hier ten tonele!’ (Ja mensen, zo ga ik door het leven, ik probeer er ook maar wat van te maken).
Dus daar reed ik met mijn tien zakken snoeiafval, naar de milieustraat. En dan, waar precies is de afdeling snoeiafval? Gelukkig mag je in de milieustraat maar vijf kilometer per uur rijden, dus alle tijd om te kijken waar ik moest wezen. Waarom had ik daar nooit eerder op gelet, waar de afdeling snoeiafval is? Met een blik alsof ik wist waar ik heen ging met die tien zakken in mijn auto, reed ik mijn rondje over de milieustraat. Wat nou als ik het niet kon vinden? Dan zou ik nóg een rondje moeten rijden, en dat zou echt heel gênant zijn. Of erger nog, ik zou het moeten VRAGEN.
Maar gelukkig, daar in de hoek zag ik een bordje met ‘groenafval’. Ik parkeerde mijn auto naast een man met, uiteraard, een aanhangwagen. Ik stapte uit en we wisselden een blik van verstandhouding uit. Een blik zonder woorden, maar die ongeveer zei: ‘Ha, jij ook hier. Ja snoeiafval. ’t Is wat hè. Moet gebeuren. Doen we effe. Geen probleem. Straks nog effe wat grof vuil wegbrengen.’ Zo’n blik dus, waar dan een begin van een glimlach bij hoort, zo eentje met slechts één opgetrokken mondhoek.
Terwijl de man met werkhandschoenen en al, staand op de aanhanger, zijn snoeiafval op de grote berg smeet, stond ik mijn sneue vuilniszakken uit te schudden. Waarbij ik ook nog moest opletten dat er geen stinkende drab (die zich onderin de zak had gevormd) op mijn schoenen terecht kwam, dus dat was nog een hele kunst.
Ondertussen kwam er nog een andere man aanrijden, die – uiteraard met één hand sturend – zijn aanhangwagen achteruit parkeerde, uit de auto sprong, blikken van verstandhouding uitwisselde met de andere man en mij en begon met zijn snoeiafval te dumpen. Beide mannen hadden in no time hun aanhanger leeg terwijl ik nog met mijn zakken stond te schudden. Maar dat leek hen niks uit te maken. Ik voelde me helemaal geaccepteerd door deze mannen. Nog wat blikken over en weer voordat zij in de auto stapten. Geen geflirt, gewoon, snoeiafvalwegbrengers onder elkaar. Ik voelde hoe de testosteron door mijn aderen stroomde.
Nadat ik eindelijk mijn tien zakken had uitgeschud en de lege vuilniszakken bij het ‘restafval brandbaar’ had gedumpt (op goed geluk, ja die testosteron maakte me een beetje roekeloos), reed ik heel tevreden met mezelf naar huis. Dat was weer een klus geklaard. Misschien als ik weer thuis was kon ik nog een gat boren ergens. Of een tuinhuis in elkaar timmeren ofzo. Ja deze Vrouw Alleen Zonder Man In Huis, die redde zich best.
Verschenen in de Padma Nieuwsbrief oktober 2016
Comment
Mooi verhaal, zeker van dat snoei afval!
Groetjes, Debby